Fantasie en werkelijkheid komen samen op het futuristische winterlichtfestival OrbitFest in de stad Groningen. Het festival is gebaseerd op een vervolgverhaal over het leven in een stad in de toekomst genaamd Heliopolis, een samenleving die gefascineerd is door ruimtevaart en onze meest nabije ster Zon. Hier vindt jaarlijks OrbitFest plaats, een lichtfestival tijdens de winterwende, om alvast op te warmen voor de terugkeer van ‘Zon’…

In het bijzonder leren we in dit verhaal Iki kennen, een jonge ambitieuze avonturier van 14, die met zijn ouders in het centrum dichtbij de festivallocatie verblijft.
In de zomer, wanneer Zon hoog staat, is hij net als veel andere Heliopolieten van zijn leeftijd, met name in de buitenlucht aan het vliegen in zijn pod-suit. Naarmate de winter dichterbij komt kruipt hij vaker in zijn lab terug om te werken aan nieuwe ruimteschipideëen en labopstellingen die hij van plan is om te presenteren tijdens OrbitFest.

Lees hieronder een fragment uit Iki’s dagboek…

Ik zou graag mijn dagboek willen openen met deze inspirirende passage die ik in het geheim vond in een gearchiveerde OrbitFest-almanac:
“Nu hier in het noorden de winterwende nadert en Zon verzwakt, zijn we langer in duisternis gehuld en aan kouder weer overgeleverd.
We nodigen je uit om samen te komen in de warme winterse lichtomhelzing van OrbitFest en, met behulp van onze maker’s vaardigheden, zullen we voldoende energie verzamelen om de duisternis te verdrijven en het prachtige volledige kleurrijke spectrum van Zon te kunnen aanschouwen!”
Deze woorden zullen een leidraad vormen in mijn dagboek vol bespiegelingen over mijn leven hier in Heliopolis. Er zullen meer woorden volgen..

Het staat me nog helder voor de geest.
Mijn ouders zaten naast mijn door Maan belichte pod-suit en vertelden een een net even iets te duister en verontrustend verhaaltje voor het slapen gaan.
Dit verhaal zou mijn leven voor altijd veranderen..

“Er was eens”, zo begonnen ze met vertellen, “een jongen onder Zon die voor Zon wenste dat hij samen kon zijn met de hem omringende sterren.
Hij wist dat elke speldenprik aan het firmament in feite een familielid was van Zon waar hij geen contact meer mee had. Hij vroeg zijn ouders waarom Zon nooit naar familiereünies om zijn verre familie te ontmoeten. Ze vertelden de jongen dat Zon het al druk genoeg had met wat hij als zijn familie beschouwde, een Zonnestelsel vol tollende planeten, met een daarvan de onze. Hij had zich volgens hen vrijwillig van andere sterren gedistantiëerd, en dat al vanaf zijn geboorte. Zon zag het licht van zijn vele broers overal rondom hem schijnen maar had een eigen weg gekozen en had genoeg aan de planeten om hem heen en zat niet echt te wachten op commentaar van familieleden, of van anderen, over zijn stijl van opvoeden. Of commentaar dat erop gericht is om hem bewust te maken van hun respectievelijke verwachtingen jegens de toekosmt van zijn eigen kinderen.

De jongen was gefascineerd door de manier waarop Zon zich zo goed kon redden in zijn eentje, aangezien hij wist dat er dubbelsterren in de kosmos waren die in ieder geval het geluk hadden elkaars gezelschap te hebben, en sommigen smeltten zelfs samen in een omhelzing van licht.

Dus op een dag besloot de jongen om Zon te bezoeken.
Zonder zijn ouders het verder te vertellen bouwde hij een ruimteschip en een directionele heliumreactor.
En op een nacht, nadat zijn ouders hem ‘Welterusten!’ hadden gewenst, startte hij zachtjes zijn schip op en zette koers richting Zon om hem te vragen waarom hij voor zo’n relatief eenzaam bestaan had gekozen?
Naarmate hij dichter bij Zon kwam werden de zonnestralen steeds intenser en kon hij bijna niet meer wachten om dichtbij Zon te zijn..
Op een gegeven moment gedurende zijn erg lange vlucht, ergens voorbij Mercurius, dacht hij dat hij Zon dicht genoeg genaderd had om met hem te kunnen praten. Daarop pakte hij zijn nucleaire heliumreactor om daarmee regelmatige signalen uit te zenden. Hij wachtte en wachtte maar hoorde zelfs niet het geringste van ook maar iets dat leek op een antwoord.
De jongen dacht dat Zon nu waarschijnlijk te druk bezig was met zijn eigen zaken. Maar precies op het moment dat hij dit dacht vlamde Zon op en legde hij met zijn omarming het schip met daarin de jongen in as.

Precies acht minuten en twintig seconden later hadden zijn ouders, vanuit hun gedeelde pod, hun gezicht naar Zon gericht.
“Wat zou het toch fantastisch zijn geweest als onze zoon dit gezien zou hebben, zie hoe krachtig hij straalt”, zeiden zijn ouders, “Hij lacht ons zelfs toe!”
Ze hadden er echter op dat moment geen idee van dat de hangar van hun kind voor altijd leeg zou blijven.”

Op dat moment in het verhaal stikte ik bijna in mijn pod-suit kussen, en voelde ik de grens tussen iets en niets, terwijl object en subject door mijn hoofd suisden.
I realiseerde me de onvoorstelbare en ondoordrinbare diepte van de pikdonkere ruimte om ons heen, een ruimte vol talrijke ongastvrije en onbekende hemellichamen, een wijd open kosmos waarbinnen mijn favoriete speelgoedruimteschip Cira geen ander thuis kon vinden dan de plek waar ik geboren ben.
Dit was het moment dat ik realiseerde dat ik gedoemd was om te leven onder Zon zijn licht, in en boven Heliopolis, een onontkoombare werkelijkheid en waarheid.
Maar ik zal desondanks het tegendeel bewijzen en de weg leiden!